Artikel – Mijn wijk en waarom je beter niet kunt daten met mannen uit het buurthuis

Ik woon nu bijna 2 jaar in de Amsterdamse Van der Pekbuurt, een zogenaamde Vogelaarwijk, waar de mensen gemiddeld veel armer zijn dan in Westerpark, het stadsdeel waar ik eerst woonde. In de Van der Pek heeft 80 procent van de bewoners geen westerse achtergrond en 40 procent zit in de laagste inkomensgroep. De wijk is zeer divers: volkse Oud-Noorderlingen, moslims, hipsters, ouderen, werklozen, arbeidsongeschikten, vluchtelingen en alcoholisten wonen vrolijk door elkaar.

Zoals mijn Marokkaans-Nederlandse achterbuurman Majid – die als vrachtwagenchauffeur bij de gemeentereiniging werkt – vertelde: bij ons op de hoek woonde een prostituee, die haar klanten aan huis ontving en wiens vriendin in huis aan een overdosis overleed. Deze vrouw zat nu vast wegens drugssmokkel. Haar buurman was een inmiddels overleden alcoholist. Zijn zoon woont er nu nog en hij hielp mij laatst om 01:00 ’s nachts mijn kat van het balkon van de Birmese buurvrouw te halen. Deze jongen deelt zijn huis met wisselende Zuid-Amerikanen, waaronder de zoon van mijn  onderbuurvrouw uit Ecuador.

Koffie

Mijn buren schrokken toen ik – net verhuisd –  zei dat ze welkom waren voor een kopje koffie. Toen ik op een zondagmiddag onverwacht bij overbuurman Frans – gedeeltelijk arbeidsongeschikt met een baan bij de kringloop – aanbelde riep hij vanachter de dichte voordeur “Verkeerd adres!!”.  Een soortgelijke reactie kreeg ik toen ik met mijn dochter van 8 een cadeautje wilde geven voor de pasgeboren baby van de Chileens-Ecuadoriaanse onderburen. De buurman nam het pakje ontzet in ontvangst en deed snel de deur weer dicht.

Zoals een vriend uit de straat zei: je houdt je buren op afstand. Het kunnen wel idioten zijn. Hij kon zich nog herinneren dat een paar jaar geleden de prostituees die waren weggejaagd achter Centraal Station in de achtertuinen van de Van der Pekbuurt gingen tippelen. Een potentiële klant wilde dan weleens een thuiskomende buurvrouw grijpen. En toen ik hier kwam wonen waarschuwde de medewerkster van de woningbouwvereniging mij dat vrouwen in deze buurt op het naambordje hun geslacht niet moeten laten blijken: om overlast te voorkomen.

Alcoholisten

Diezelfde vriend is ook niet blij met de brandjes die alcoholistische buurtgenoten regelmatig veroorzaken: met een flinke slok op zetten ze middenin de nacht de frituurpan op het vuur of ze vallen in slaap met hun sigaret. De brandmelders staan uit, want anders kun je niet ongestoord roken. Ook wist hij waar aan de Van der Pekstraat – ongemoeid door de wijkagent – voorheen de drugsdealers zaten.

Kapitalisme

Ik zeg voorheen, want sinds de populariteit van Noord een vlucht heeft genomen, is het grote geld enorm in deze vroegere achterbuurt geïnteresseerd. De door Ymere zeer slecht onderhouden woningen uit de jaren twintig worden nu voor 470.000 euro per stuk verkocht, terwijl de buurman van de nieuwe bewoner in de rij staat bij de voedselbank. Alle grond- en woningbezitters in de buurt maken haast met het bouwen van nieuwe flats en het renoveren en verkopen/duur verhuren van oude woningen. De arme, oorspronkelijke buurtbewoners hebben grotendeels het nakijken.

In mijn ogen zijn de mensen in de Van der Pekbuurt meer door het leven getekend en hebben ze eenvoudig veel minder middelen dan rijke mensen om een façade van succes op te houden. Voor mij maakt dit de bewoners echter, sympathieker en origineler; ik waan me met deze eigenzinnige karakters soms in Twin Peaks.

Maar het leven is domweg ook rauwer en ellendiger, met een overheid die nauwelijks naar je omkijkt; tenzij er geld te halen valt. In de vorig jaar goed bekeken documentaire-serie Schuldig was bijvoorbeeld te zien hoe arme bewoners van de naburige Vogelbuurt (een andere ‘Prachtwijk’) in gevecht zijn met de schuldenindustrie. De menselijke maat is allang vergeten en deurwaarders en incassobureaus verdienen er een dik belegde boterham. Wordt een arm gezin ontruimd? Mooi, dan kan de woningbouwvereniging het huis voor goud geld verkopen of verhuren. De winst steekt de directeur natuurlijk in zijn zak.

Saamhorigheid

Gelukkig wonen er ook veel creatieve mensen in deze arme wijken, die hun ideeën inzetten voor de buurt. Want Noord was tot voor kort een pioniersgebied waar nog voldoende plek was voor creativiteit en experimenten. Zo is er de afgelopen jaren twee keer een Volksopera gemaakt van en voor buurtbewoners: twee jaar geleden in de Van der Pek en deze zomer in de Vogelbuurt.

Daar zag ik vorige week een buurman het decor verbouwen. Normaal gesproken luistert deze witte jongen met kort geschoren haar in zijn huiskamer – met de Confederate Flag uit de zuidelijke VS aan de muur – keiharde technomuziek, die door de hele straat te horen is. Terwijl boven hem de beverige oude George woont; en de huizen zijn erg gehorig.

George was bevriend met de vorige bewoner van mijn huis: een door beroertes getroffen arbeidsongeschikte man, die op een groot plasmascherm – zodat de overbuurman het aan zijn eettafel kon zien – de hele dag porno keek. Zijn dochter woonde vlakbij, maar had nauwelijks contact met haar vader; George wel. Die was dan ook erg verdrietig toen zijn vriend onverwacht overleed.

Buurthuis

Met buurtgenoot Derra uit Burkina Faso organiseerde ik begin vorig jaar in Buurthuis Van der Pek een avond over de revolutionair leider uit zijn land in de jaren tachtig: Thomas Sankara. Derra steunde als student de revolutie vanuit Libië, waar hij landbouwkunde studeerde. Nu slijt hij zijn dagen binnen, omdat zijn benen verlamd zijn door een operatiefout van het AMC.

Net als de meeste bezoekers en de organisatie van het buurthuis is Derra moslim. Deze religieuze voorkeur is een barrière voor witte Oud-Noorderlingen om deze plek te bezoeken, alsof moslims tot een andere mensensoort behoren. Hoezeer Libanees-Nederlands bestuurster Samar Shaalan ook probeert om niet-moslims bij de activiteiten te betrekken. De Syrische vluchtelingen die tegenover het buurthuis wonen voelen zich dan weer wel snel thuis.

Ik kom er graag, al ben ik een van de weinige niet-witte Nederlanders. De mensen zijn hartelijk, het buurteten op vrijdagavond lekker en de vrouwenfeesten leuk. Naast de Sankara-avond organiseerde ik dit jaar een dansfeest en een voorlichtingsavond over alcohol (met als publiek dertig Marokkaans-Nederlandse mannen). En ik probeer meer buurtbewoners naar het vrijdagavonddiner te krijgen, maar dat is niet eenvoudig. Het eten is voor arme mensen relatief duur (€ 7,50); sommige buurtgenoten ervaren de ‘moslimbarrière’; de moderne mens is druk; en als iets niet goed loopt, is het lastiger van de grond te krijgen.

Vrijwilligers

Zo leerde ik in Buurthuis Van der Pek de Marokkaans-Nederlandse vrijwilliger Sakhr kennen. Ik was geïnteresseerd in zijn levensverhaal en besloot op een zondagmiddag in een hip café vlakbij af te spreken. Nadat hij eerst anderhalf uur te laat kwam bleken zijn bedoelingen totaal anders dan de mijne. Noem mij naïef: ik wilde een gesprek, Sakhr kon alleen maar verlekkerd mompelen dat ik er mooi uit zag. Dat was binnen in het café, waar hij met stralend weer per se wilde zitten. Natuurlijk om te voorkomen dat  kennissen of vrienden hem zouden zien, want hij had een vrouw en kinderen. Na 1 kopje koffie ben ik maar opgestapt; hier kwam geen zinnig woord uit.

“Wat verwacht je dan”, zei een goede vriendin, “Een man uit het buurthuis..!”. Denkend aan haar eigen ervaringen als jonge, blonde studente met Arabisch-Nederlandse mannen op straat in Amsterdam-West. Deze uitspraak maakte me verschrikkelijk kwaad. Waarom zou ik niet met een man uit het buurthuis mogen afspreken?! Alsof er iets mis is met die mensen; alsof ze me te min zouden zijn.

Inmiddels ben ik een relatiepoging met een andere vrijwilliger uit het buurthuis rijker: Yusef. Deze man – vluchteling uit Irak, zeer getalenteerd kunstenaar én zwaar alcoholist – maakt op maandag schoon. En ik ben bang dat ik mijn vriendin alsnog gelijk moet geven, maar dat heeft niks met de mannen als persoon te maken.

Onevenredige hoeveelheid problemen

Het gebrek aan geld, toekomstperspectief en maatschappelijk aanzien heeft het leven van de doorsneebuurtbewoner zo verzwaard, dat ze als mens een stuk beschadigder zijn dan gemiddeld. Diezelfde ervaring heeft een andere vriendin, die praktijkondersteuner is bij twee verschillende huisartsen. De ene praktijk is gevestigd in een rustige middenklassewijk in Leiden met jonge gezinnen; niks aan de hand. De andere praktijk zit in een volkswijk in Leidschendam. Die armere patiënten hebben met veel meer ellende te maken: schulden, psychische problemen, criminaliteit.

Zijn mensen in een volkswijk dan zoveel slechter of dommer? Nee, ze hebben eenvoudigweg minder geld en blijkbaar creëert dit gebrek problemen op alle levensgebieden, inclusief gezondheid. Het is bekend dat arme mensen ongezonder zijn en minder lang leven.

Dubbeltjes en kwartjes

En waaraan hebben ze dit verdiend? Aan het feit dat ze bij de verkeerde ouders zijn geboren; dat ze niet hard genoeg hun best hebben gedaan? Ik vind het zeer onrechtvaardig dat niet iedereen dezelfde kansen krijgt. Een dubbeltje moet 20 keer zo hard zijn best doen om een kwartje te  worden. Terwijl geboren kwartjes het leven relatief komt aanwaaien.

Bovendien is het vangnet voor kwartjes die desondanks toch vallen groter. Uit mijn ervaring als maatschappelijk werker in Amsterdam weet ik dat je mijn soort mensen – gestudeerd en uit de middenklasse – niet snel  in daklozenpensions vindt. Dan moet het leven wel héél verkeerd zijn gegaan.

En dat is niet eerlijk. Het betekent dat het rijkere deel van de samenleving enorm veel leed kan voorkomen door het armere deel simpelweg wat meer geld – een groter deel van de buit – te gunnen. Want je leeft in deze wereld samen, niet ten koste van elkaar. En dan kan ik in de toekomst rustig daten met een man uit het buurthuis.