Terwijl veel Nederlanders nog steeds het idee hebben dat alles voor werknemers zo goed is geregeld (uitkeringen, pensioen, ziektegeld), komen steeds meer mensen van een koude kermis thuis. Een vriendin die vorig jaar op haar werk een zware hersenschudding kreeg en chronische klachten opliep is door het UWV na een gesprek van 10 minuten verklaart tot labiele fraudeur. Een stemmingsstoornis kon binnen dat tijdsbestek dus wel worden vastgesteld. Is zij de enige die in ons welvarende land grote moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen? Nee, helaas niet.
Denk aan alle werkende armen: postbodes, ZZP’ers, flexwerkers en mensen met een 0-uren-contract. Pensioen? Nope. Ziek? Pech. Ontslagen? Doei. Huis kopen? Ha ha (huren vaak hetzelfde verhaal, overigens). De overheid en de samenleving zeggen: zoek het zelf maar uit. Had je maar beter je best moeten doen, want dan was je niet ziek geworden/gaan scheiden/door je baas ontslagen (omcirkel wat van toepassing is).
Voorbeelden nodig? In de thuiszorg kon ik als flexwerker met een nul-urencontract aan de slag. Was er geen werk dan kreeg ik niet betaald. Bij ziekte ook niet. In je lunchpauze fietste je van de ene klant naar de ander. Je kreeg per huishouden steeds minder tijd, maar de hoeveelheid werk bleef hetzelfde. De huishoudelijke hulpen moesten zelf aan de klanten vertellen (vaak vereenzaamde ouderen) dat er een half uur minder lang gestofzuigd kon worden. “Ach,” zei mijn planner, “een mevrouw van 80 kan zittend in haar stoel best meehelpen afstoffen.”
Bij hoge uitzondering kreeg ik na een jaar een vast contract voor 15 uur in de week. Kon de planner me niet indelen, dan gingen die uren van mijn vakantie af. Was je ziek dan kreeg je te maken met zeer strenge ‘coaches’, die eigenlijk pas bij een ziekenhuisopname geloofden dat je de waarheid sprak. Tijdens je griep moest je ze iedere dag bellen om te melden wanneer je verwachtte weer aan het werk te kunnen. Ook controle aan huis was een reële optie. De arbeid was lichamelijk zeer zwaar en mijn uurloon rond de 6 euro. De drie directeuren van de instelling verdienden natuurlijk veel beter, terwijl een vakbondsmedewerker meldde dat een van hen eigenlijk niet meer deed dan kunst kopen in New York.
Na een paar jaar liep ik toen – mede dankzij vrijwilligerswerk voor een tijdschrift – tegen een flinke burn-out aan: het einde van de straat was al te ver. Het nadeel van deze aandoening is dat je er niet – zoals bij een gebroken been – een foto van kunt maken. En met mijn ervaring met zware depressies ben je dan een labiele vrouw van in de 40 die het leven niet aankan: in de 19e eeuw hysterisch, in de 21e eeuw burn-out. Terwijl de batterij van je lichaam gewoon in het rood staat en moet worden opgeladen. Mijn stemming was prima.
Vervolgens verklaarde arbo-arts 1 mij echt ziek. Dat gaf een paar maanden rust, maar bij zo’n heftige burn-out is dat niet voldoende. Deze man haalde waarschijnlijk zijn targets niet in het beter verklaren van patiënten, dus hij werd vervangen door arbo-arts 2. Die geloofde ook dat ik een burn-out had, “maar op schrift verklaar ik van niet, want met uw psychiatrische achtergrond geeft het UWV u wel geld.” Dat laatste gebeurde echter niet. De arbo-arts verklaart mij gezond, dus het UWV natuurlijk ook. En ik moest noodgedwongen – immers niet ziek (op schrift dan) – weer aan het werk.
Dit hield ik drie weken 15 uur vol en toen was ik weer totaal op. Op dat moment boden mijn planner en de ziekte-coach – die beiden wisten dat ik echt ziek was – mij een vaststellingsovereenkomst aan: een vriendschappelijke manier om mijn contract te ontbinden, waardoor ik recht kreeg op WW. Kleinigheid om te vermelden dat ik nu bijna 4 jaar later nog steeds geregeld last heb van de burn-out (maar een zware depressie is erger). Ik heb thuis langzaam kunnen herstellen door mijn gedeeltelijke WIA (gekregen na een zeer zware depressie, toen mijn hersens het door de elektroshocks niet meer deden), een paar maanden WW en werk als zelfstandige.
Momenteel heb ik een bijbaan in een restaurant en hoe leuk de collega’s en bazen ook zijn: ik voelde me dit weekend weer George Orwell ‘Down and out in London and Paris’. In dit boek vertelt de schrijver onder andere over zijn ervaringen als onderbetaalde kelner en meer baantjes die hij – volkomen blut en nog niet beroemd – had. Op mijn werkplek is het namelijk normaal als je 11 uur op een dag in de bediening staat: bestellingen opnemen, eten uitserveren, borden ophalen, drinken aanvullen en schoonmaken. Als je geluk hebt krijg je tussendoor 15 minuten pauze, terwijl er standaard elke dag een half uur pauze van je werktijd wordt afgehaald. Je krijgt wel een gratis maaltijd.
Bij de Hema lunchcoffeeshop waar ik in de jaren 90 op zondag werkte waren het uurloon en de arbeidsomstandigheden beter: een vast contract, doorbetaling bij ziekte, 6 uur werken met een half uur onbetaald pauze en dubbele uitbetaling op zondag, dus uurloon 14 gulden. Dat zou nu 14 euro zijn. Mijn restaurantloon is ongeveer 8 euro. En op zondag, noch ’s nachts (dit weekend was het 04:15) krijg ik meer. Bovendien staan we regelmatig onderbezet. Kleinigheid om te vermelden dat ik soms na een dag werken niet kan slapen door de pijn in mijn benen en natuurlijk speelt mijn burn-out weer op.
Dat een advocaat een uurtarief van 200 euro heeft kan mij dus woedend maken. Dat een notaris 800 euro vraagt voor het veranderen van één zin in statuten, ook. Bovendien heeft het FNV mij laatst uitgelegd dat 10 procent van Nederland al het bezit heeft. De 90 procent mogen ‘hard hun best doen’ oftewel kreperen. De arbo-arts, huisarts, psycholoog en psychiater lappen zieken zo snel mogelijk op – lees: prop er een pil in en verklaar ze beter – zodat de mensen zich weer kunnen mengen in de strijd om euro’s aan het arbeidsfront. Lang leve de welvarende samenleving, waar ‘tekort’ de norm is voor 99 procent van de bewoners op aarde. Freedom is slavery. Arbeit macht frei. We are all individuals (in koor). Waar heb ik dat meer gehoord?
PS: 1984, fascisme en Monty Python.