Column – De TCA als beste vriend

De gesprekken met taxichauffeurs zijn het voordeel van weer zo’n last van je burn-out hebben, dat je je met taxi’s door de stad beweegt, omdat je anders je bestemming niet kunt bereiken.

Vorige week had ik ’s ochtends een Marokkaans-Nederlandse man, die in de jaren tachtig met zijn ouders aan de Van der Pekstraat was komen wonen. Hij had zichzelf als puber  leren autorijden met vrienden op de weg naar Volendam. “Toen kon dat nog en had je niet overal politie.” Toen hij officieel zijn rijbewijs ging halen was zijn rijinstructeur bij les 1 dan ook stomverbaasd dat hij dat al kon. Dat dit mogelijk is wist ik al via mijn ex-man (advocaat strafrecht): sommige van zijn cliënten rijden volleerd rond zonder rijbewijs.

Ook gaf deze chauffeur mij het advies om mijn proefdag bij NRC vol vertrouwen in te gaan. Dit deed mij denken aan mijn scheiding, toen ik burn-out moest verhuizen, en de taxichauffeurs mijn beste psychologen en coaches waren. “Ah, meid, scheiden…” En dan vertelden ze mij wat dat in hun leven had betekend. Ik heb dan ook geen aversie tegen de TCA, maar beschouw het als een zeer betrouwbare partij, waar ik altijd op kan terugvallen. Een gevoel dat er helaas aan heeft ontbroken bij mijn ouderlijk gezin en de psychiaters die ik in de loop der jaren heb bezocht.

Een andere chauffeur die ik vorige week trof rijdt eigenlijk liever niet meer in de stad, want die vindt hij veel te druk geworden. Hij werkt het liefst alleen in Noord, waar hij in Molenwijk bij de garage van zijn broer wacht op een rit. De stad is zo hectisch dat hij er hoofdpijn van krijgt, maar hij vindt zichzelf te dik om ander werk te vinden. Bovendien heeft hij geïnvesteerd in een dure elektrische auto, maar helaas zijn er in Amsterdam te weinig punten, waar hij binnen een half uur zijn auto weer kan opladen. Hij is ook niet blij met de concurrentie van Uber, een bedrijf dat volgens hem zijn personeel slecht behandelt en uitbuit. “Bovendien zijn ze in de spits veel duurder en dan beschuldigen ze ons dat we weleens dubbel tarief zouden rekenen.”

Ook de chauffeur van vrijdagnacht – ik moest in allerijl met mijn kat naar de spoedkliniek bij Sloterdijk – is niet te spreken over het feit dat klanten voor Uber de TCA in de steek laten; ook de rijke. Tenzij Ajax heeft gewonnen en de bobo’s geen Uber-taxi meer kunnen krijgen. Gelukkig is ome Ko uit Floradorp een trouwe klant. Hij neemt al jaren elke vrijdag vanuit Noord een taxi naar het casino. Voor deze rit van zo’n 28 euro betaalt hij standaard 32,50. Is de IJ-tunnel in de zomer dicht, dan rijdt deze chauffeur (een Amsterdamse spraakwaterval) ome Ko om voor dezelfde prijs. “Dat doen ze bij Uber niet.” In de 27 jaar dat hij reed had hij in de stad nog zoveel taxi’s gezien.

De man die mijn dochter en mij donderdagochtend naar school bracht droomt van een vakantie met de trein in Engeland. “Je zit heerlijk rustig, kijkt naar buiten en je stapt zomaar middenin het stadscentrum uit.” Hij heeft vliegangst en gaat gewoontegetrouw elke zomer naar Italië, maar de Eurostar naar Londen – die ik kon aanbevelen – dat leek hem wel wat.

Hij deed mij denken aan een taxichauffeur uit Almere, die met een Engelse taxi door Amsterdam rijdt. Zijn auto krijgt eens in het jaar in Coventry een onderhoudsbeurt en dan trekken hij en zijn vrouw in een leenauto door Wales of Schotland. Hij hield ook van strips waar hij thuis een kamer vol van heeft.

De TCA: geen maffiose bende, maar een vriend in nood. Waarover je een boek vol kunt schrijven, zoals een chauffeur uit Purmerend heeft gedaan. Zijn ouders komen oorspronkelijk uit de Jordaan en hij geniet nog elke dag van het rondrijden door de stad. Ook al had hij een plek al 1000 keer bezocht, altijd zag hij weer wat nieuws. Een ware levenskunstenaar.