Artikel psyche – Trauma: over de oorlog die niet overgaat

Bij mij in het pannenkoekrestaurant werkt een kok die bij het Korps Mariniers heeft gezeten: een elite-eenheid van de Koninklijke Marine, waar een zeer strenge training voor wordt vereist. Ik vraag altijd vol belangstelling naar zijn verhalen: of er al een vrouw bij de Mariniers zit (vorig jaar bijna) of hoe hij werd opgeleid. Zo blijken er bijvoorbeeld jaarlijks soldaten bij trainingen om te komen. Van mijn collega is een keer zijn voet bevroren en daardoor heeft hij nog steeds geregeld een peesontsteking. Het zwaarste trainingsgebied is volgens hem Schotland, door het zeer onberekenbare weer en de kou. Het ijs in Noorwegen is gemakkelijker, maar ook een pikdonkere jungle ’s nachts in Maleisië met alleen maar dierengeluiden jaagt menig militair schrik aan. Bovendien kun je worden ontvoerd en gemarteld door je eigen mensen. Alles om te testen of iemand de extreem heftige omstandigheden van een oorlog aankan.

Waarin ik me met mijn collega verwant voel is het vermogen om met zeer heftige omstandigheden om te gaan. “Ik heb er wel een aantal zien gaan, ja,” verzuchtte hij een keer. Mijn eerste levenshelft was namelijk als een commando in opleiding. Ik ben opgegroeid in een ouderlijk gezin waar het permanent oorlog was en heb vervolgens de strijd voortgezet met eigen partner en kind. Zo’n levenspad betekent dat je óf voorgoed onderuit gaat óf dat je met zeer grote krachten leert omgaan. Of beide. Het zijn dan ook alleen de zeer sterke oude zielen die met zo’n heftig pad om de oren worden geslagen. De jongere zijn bij voorbaat verloren. Het treft Blue Ray 1s (zielen met lichtfrequentie direct van de Bron), wolven (mensen met de wolf als permanent totemdier: zeer sterk en zeer gevoelig), geïncarneerde engelen (oude zielen die al hebben gewerkt op gidsniveau) en sjamanen (de dokters, psychiaters en leiders van een gemeenschap). Ik ben alle vier.

Nu ik er nog ben en de ergste omstandigheden achter de rug zijn (de winter is voorbij en de lente is begonnen) merk ik dat het nog niet zo eenvoudig is om in het ‘gewone’ leven te landen. Ik sta veilig aan de andere kant, maar dan breekt de tijd aan om te verwerken wat er is gebeurd: wat zijn de verwondingen en hoe kan ik ze laten helen. Mijn collega heeft na zijn carrière bij het Korps Mariniers therapie gehad (“Ik had veel last van woede”) en er was ook een tijd dat hij heel veel whisky dronk. Nu bakt hij 5 dagen in de week pannenkoeken en ik heb zeer veel bewondering voor zijn kracht om door te gaan en de wapens te laten rusten. Ik merk namelijk dat mijn oorlogsoutfit nog zeer gemakkelijk aan gaat. Zoals mijn haptotherapeut een keer zei: “Jij staat in volle gevechtsuitrusting op een schoolplein omringd door spelende kinderen en het vergt zeer veel moed om ook maar een knoopje van je uniform open te doen.”

Het terrein dat bij mij het ergste beschadigd is, zijn de meest nabije relaties. Ben ik op het gebied van werk en vriendschap vrij stabiel, bij verhoudingen waarin ik me echt moet verbinden (ouder-kind, partner) is het een ander verhaal. Naast mijn ziel duiken daar in de loop van de tijd ook innerlijke kinderen en oude pijn op. De kinderen gedragen zich niet volwassen: ze zijn bang, boos, irrationeel en afhankelijk. En des te minder ik met ze in verbinding sta, des te harder ze aan het stuur gaan. Bovendien zitten er op het gewonde gebied ook beschermers die iemand bij de minste misstap er heel hard uit willen knuppelen. De pijn is zo groot dat er bijna een waas voor mijn ogen komt en ik direct weer in het verleden zit; inclusief mijn oorlogsoutfit. En zo krijgt de andere partij met woede en angst te maken die zij/hij niet heeft veroorzaakt. Ik denk dat ik niet hoef uit te leggen dat dit schadelijk is voor de verbinding met de ander.

De kern van mijn posttraumatische-stressstoornis is verlatingsangst. Ik ben veel te lang in psychologisch opzicht alleen geweest. Uit angst om in de steek te worden gelaten of voor een aanval heb ik op een gegeven moment niemand meer dichtbij gelaten. Als er niemand in de wond zit, kan die immers ook geen pijn doen. De afgelopen jaren heb ik besloten me open te stellen en de bunker in mijn hoofd af te breken. Dat is niet eenvoudig. Naast innerlijke kinderen, beschermers en oude pijn zitten er in dit gebied namelijk ook allemaal negatieve, zelf-saboterende scripts/leefregels die ik moet gaan bijstellen. Mijn eigenwaarde moet omhoog, ik moet liefdevoller worden en meer vertrouwen in mijn medemensen krijgen.

Maar, zoals dat ook gaat bij een mishandeld dier uit het asiel: zie die maar eens onder de bank vandaan te krijgen. En als het dier zijn of haar veilige plek heeft verlaten, dan is de kans zeer groot dat het in de aanval gaat, terwijl er niks aan de hand is. Of het probeert uit veiligheid oude scripts waar te krijgen, zoals “niemand houdt van mij” en “iedereen laat me in de steek”. Ben je sterk en getalenteerd zoals ik, dan is het niet moeilijk om deze uitkomsten waar te krijgen. Alles bij elkaar maakt het mij een zeer complexe ouder en partner. Maar ik probeer het bord voor mijn kop bij te stellen en – zoals altijd – van citroenen limonade te maken.