Artikel – Als een vis in het klooster

Begin februari is een grote wens van mij in vervulling gegaan: voor Maria Lichtmis en het heidense Imbolc heb ik twee dagen in een klooster doorgebracht. Het voelde als thuiskomen: wanneer de klok luidde spoedde ik mij voor een van de vijf diensten op een dag naar de kapel, alsof ik mijn hele leven niet anders had gedaan. Ik weet dat ‘ik’ (oftewel mijn ziel) meerdere vorige levens in kloosters heb doorgebracht, dus de omgeving resoneerde enorm. En ik heb een sterke affiniteit en verwantschap met vrouwen die zich als gemeenschap zelfstandig inzetten voor meer licht en liefde in deze wereld en een sterke band hebben met het hogere.

De gastenzuster van het Sint Liobaklooster in Egmond-Binnen, waar ik verbleef, vertelde dat ze al vanaf haar 4e jaar de drang had om het klooster te betreden. Ze ging geregeld met haar moeder op bezoek bij een ingetreden tante, die toen nog haar visite alleen vanachter een hek mocht ontvangen (om de scheiding tussen de twee werelden aan te geven). De gastenzuster nam daar als kind geen genoegen mee en klom door een van de openingen in het hek naar haar tante, trok haar sluier af en ging er in de tuin mee rennen en spelen. Toen ze 10 jaar was paste ze door geen enkele opening meer, dus besloot ze eenvoudigweg óver het hek te klimmen.

Als tiener bracht ze al haar vakanties bij de nonnen door en toen ze 18 was (in 1971) besloot ze voorgoed te blijven. Haar moeder had eigenlijk andere plannen voor haar: thuis in de kast hing al werkkleding voor een bejaardentehuis, maar de gastenzuster had besloten met “onze Heertje te trouwen”, zoals moeder later aan de andere kinderen uitlegde. Haar ouders – die haar met zeven jongere broertjes en zusjes kwamen halen -liet ze alleen naar huis terugrijden. Van de pijn die dit abrupte afscheid haar familie deed had ze later wel spijt, maar intreden in het klooster was nu eenmaal haar hartenwens.

De tralies zijn sinds lang verdwenen en de nonnen gaan ook gewoon naar buiten. Op straat in habijt worden ze steevast aangesproken en dat vindt de gastenzuster niet erg. Ze mocht ook voor haar vader zorgen toen hij ernstig ziek was en ze begrepen elkaar volkomen toen hij zei dat hij met zijn sterven ‘naar huis’ zou gaan. Net zoals het klooster eerder dan de wereld het eigenlijke thuis van de gastenzuster is.

Sint Lioba

Het Liobaklooster is genoemd naar de heilige Lioba, wat ‘lief’ betekent. Zij was een Angelsaksische non, geboren aan het begin van de 8e eeuw als edelvrouw Leofgyth in Wessex, familie van aartsbisschop Bonifatius (vermoord door de Friezen bij Dokkum in 754/755 na Christus). Ze ondersteunde hem in het bekeren van de Germanen. In 748 vestigde ze zich in Duitsland, waar ze priorin van een klooster werd en leiding gaf aan alle nonnen onder Bonifatius. Toen hij naar Friesland vertrok was zij zijn plaatsvervanger.

Lioba was een geleerde vrouw met een hoge positie. Zelfs bisschoppen consulteerden haar en ze was een graag geziene gast aan het Frankische hof en bevriend met de vrouw van Karel de Grote. Ook zou ze volgens legende met haar gebeden een storm hebben bedwongen en een dorp van een grote brand hebben gered. Toen ze op 28 september 782 overleed werd ze naast Bonifatius begraven. Door de wonderen die tijdens haar leven en na haar dood plaatsvonden werd ze heilig verklaard.

Kloosterstichteres Hildegard Michaelis

Het Liobaklooster in Egmond-Binnen is in 1935 gesticht door de Duitse Hildegard Michaelis (1900-1982). Ze was van huis uit luthers, maar bekeerde zich in 1927 tot de rooms-katholieke kerk toen ze het kloosterleven in een benedictijnse abdij had leren kennen. Michaelis was kunstenares: ze schilderde en weefde kerkgewaden. Toen ze werd uitgenodigd om in Nederland te exposeren vestigde ze zich in Amsterdam.

Het kloosterleven bleef trekken en ze besloot om een eigen kloostergemeenschap op te richten, met plek voor nieuwe sociale verhoudingen, feministisch denken, cultuur, studie en kunst. Zo was de Sint Lioba Stichting in 1935 een feit. Michaelis wilde zich in een gemeenschap met andere vrouwen toeleggen op gezamenlijk gebed en het maken van kunstzinnige, religieuze producten om in hun onderhoud te voorzien.

Op 2 augustus datzelfde jaar betrok Michaelis met twee zusters het pas gebouwde klooster aan de Herenweg in Egmond-Binnen. Het zou 17 jaar duren voordat de kerk hen uiteindelijk als kloostergemeenschap erkende. In 1952 was de Congregatie van de Zusters Benedictinessen van de Heilige Lioba een feit. De kloosterorde bestond toen uit 60 hard werkende vrouwen.

De kerk zag dit met lede ogen aan. Vooral het feit dat de zusters zich ook buiten de kloostermuren begaven vonden de bisschoppen niet passen bij het monastieke leven voor vrouwen, totdat het tweede Vaticaans concilie in de jaren zestig hen meer bewegingsvrijheid gaf. Michaelis besloot toen ook huizen in Zwitserland en Frankrijk te stichten, zodat de zusters hun blikveld konden verruimen en bijvoorbeeld kerkelijk recht studeren om zelf het gesprek met de kerk in Rome aan te kunnen gaan. Ook mannen sloten zich als broeders bij de gemeenschap aan.

Michaelis belijdde haar geloof op haar eigen manier. Dat God “Onze Vader” zou zijn was voor haar symbolische taal en ze vond het een goed idee als vrouwen ook priester konden worden. ‘Moeder’ had zorgzame aandacht voor alles dat leefde en nodigde vaak kunstenaars uit om te komen spreken in het klooster. De kerk vond haar te autoritair en eigenzinnig. Zij koos voor intuïtie en vrijheid. De dominicaan en mysticus uit de 13e eeuw, Meester Eckhart, was voor Michaelis een bron van inspiratie en ze leefde met haar gemeenschap samen volgens zijn woorden:

God schiep alle dingen opdat zij zouden zijn;

en God schiep de mens in wie God zichzelf uitstort en overvloeit,

opdat hij – God wordend – zin geeft aan alle creaturen,

en weer terug zal vloeien naar God.

Mijn ervaring in het klooster en een eerdere kennismaking met de kloosterregel van Benedictus (circa 500 na Christus) hebben mij duidelijk gemaakt dat onze tijd weer behoefte heeft aan respectvolle rituelen en contact met het hogere. Zelfs atheïsten. Die hoeven van mij niet te geloven in een God, maar simpelweg een zinvolle, bezielde dagbesteding waarin aandacht is voor elkaar, zou het leven van de westerse mens al zoveel verbeteren. Bid en werk. Lees mediterend. Sta eens stil bij het leven van alledag.

Zo ontvangt het Liobaklooster ook groepen jongeren en de gastenzuster vertelde dat die domweg bij en op verhaal komen van een aantal dagen rust, zonder nog naar hun mobiele telefoon om te kijken. Regelmaat en leven met aandacht. Met of zonder religie, een weldaad voor de onrustige en verdwaalde ziel.

Ik heb voor dit artikel geput uit het boek ‘Hildegard Michaelis. Een glimlach lang’, geschreven door zuster Karin Lelyveld (Lannoo, 2008).